Thursday, 2 February 2012

9


De straten waren wit van het ijs. April dook weg in haar jas. En nu? Ze had eigenlijk best zin in pizza.

“Je mascara is uitgelopen,” zei Ben.

April bloosde en veegde zo goed als dat ging de make-up van haar gezicht. Zo kreeg ze het nog kouder. Zou hij haar knap vinden? Ze verborg haar hoofd half achter haar sjaal. Ik heb een lelijke kin, weet je dat wel?

Haar telefoon trilde. Haar benen werden een beetje slap. Wat nu als het Mike was? Ze liep stug door en keek af en toe naar Bens wimpers.

“Maar hoe kom je hier dan terecht?” vroeg hij haar. April schrok op uit haar gedachten. Ze was nog nooit zo iemand als Ben tegengekomen in Middenbeemster. Daar leek iedereen veel meer op elkaar. Ze haalde haar schouders op. “Gewoon.”

“Jij vindt alles maar gewoon, hè? Een mens komt niet zomaar ergens.”

April beet op haar lippen. “Nou ja. Niet helemaal." Haar telefoon begon weer te zoemen. “Gaat je telefoon?” vroeg Ben.

“Ja.”

“Waarom neem je niet op dan?”

April pakte met papknieën haar telefoon. “Met April?”

“Hèhè, neem je ein-de-lijk eens op! Zeg, eet je vanavond wél thuis?” Aprils knieën werden nog slapper. Niet Mike maar haar moeder. Ze zag dat Ben naar haar keek. Kon het nog erger?

“Eh…”

“Ik ga hutspot maken. Dat je ’t weet. Jij bent ook altijd zo kieskeurig!”

“Ik vind hutspot best lekker.” Bens wenkbrauwen gingen omhoog.

“Ja, goed. Daar gaat het niet om. Eet je mee of niet? Waar hang je eigenlijk uit vandaag?”

“Nou eh… Nee. Nou, ik was gisteren bij Melody en ik eh, ga vanavond misschien nog wat doen dus ik kom niet denk ik. Oké?”

“Waar ga je heen dan?”

“Weet ik nog niet. Ik moet nu ophangen. Dag!”

April drukte snel haar telefoon uit. Zo. Net op tijd.

No comments:

Post a Comment