De pizza was vet en het bier lauw. Precies zoals het hoorde. Of zou hij haar misschien uit de stad willen jagen? April begon bijna te verlangen naar de snackbar in Middenbeemster. Waarom moesten ze dan ook naar een pizzahut? 
Ben liet een boer en stak een sigaret op. “En?” April keek naar een groepje Japanse toeristen dat langs struinde. Een jongen greep zijn camera en fotografeerde – ja, ze begreep niet eens wat, de pizzahut?
“En wat?”
“Mooi hier, hè.” Hij grijnsde. “Vooral die duiven daar.” Een groepje duiven vocht voor de tramhalte om een plastic zak. April nam een slok bier. “Nee. De lucht is wel mooi. En ik ga toch niet terug. Wat je ook probeert, je hebt verloren.”
“Ik probeer niets. Ik hou trouwens niet van spelletjes. Ik kan slecht tegen mijn verlies.” Eén van de duiven ging er nu met de plastic zak vandoor. De andere drie waggelden achter hem – haar? – aan. April veegde haar vingers, druipend van het vet, af aan een servetje. Nu was haar hele hand vet, in plaats van alleen haar vingers.
“Zo, klaar? Dan kunnen we nu naar de echte wereld.” Ben stond op. April volgde zijn voorbeeld en voelde het bier tintelen in haar buik.
No comments:
Post a Comment