Saturday, 28 January 2012

Dag5


Misschien was de tram nemen een goed idee. Ze greep haar OV-chipkaart en stapte in. Hm. Waar zou deze naartoe gaan? “Diemen Sniep”, stond er op het flikkerende bordje, maar dat hielp niet echt. “Spui”, zei de vrouw die door heel Nederland de haltes omriep. Ja, dat kende ze nog wel, met het dure café en de Engelse boekwinkel. En nu? De tram maakte een vervaarlijke bocht. Water! Hier moest ze uitstappen!

“Waterlooplein.” Een grote brug. Dat was mooi, ondanks de regen, of misschien juist door de regen. Grijs slijk was niet altijd lelijk. Je kon hier ver kijken; verschillende kerken en een flikkerende toren doemden aan het einde op. Er reed iemand langs: “Fiets kopen?” April keek op. “Nee, dank je, ik wil geen fiets,” zei ze. De man – een tandeloze dakloze met een te grote regenjas aan – keek haar even verbaasd aan en zei toen: “Jij wil geen fiets? Is vijf euro!” April maakte een afwerend gebaar en liep snel door.

Misschien moest ze Mike antwoorden? Hoe zou het zijn, nu, in de snackbar in Middenbeemster? Zou Mike al weten dat ze weg was? Ze zag hem voor zich, met een nasischijf of een frikandel speciaal. Een beetje verslagen, het hoofd naar beneden, net zoals wanneer hij verloor met voetballen. April glimlachte even. Toch raar hoor, zes jaar, zei een stem in haar. Nou en? antwoordde April in haar hoofd. Is dat beter dan vier, of twee, of een maand?

Het begon harder te regenen. April miste haar muts en begon bijna de snackbar in de Middenbeemster te missen. Stel je niet aan, hier is ook een snackbar. Ze hoorde Mikes stem in haar hoofd: “Je bent lief”. Ze wist niet of ze wel lief wilde zijn. Nou ja: als haar zusje Eefje dat ze April lief vond, was het al minder erg. April pakte haar portemonnee en haalde het kettinkje eruit dat Mike haar vorig jaar gegeven had, toen ze vijf jaar samen waren. Waarom had ze toen niet gezegd dat ze het lelijk vond?

De regen verkrampte haar handen. April stopte het kettinkje terug in haar portemonnee en liep een rondje langs de brug, toen een andere straat in. Weer toeristen. Een woedend bellende fietser scheurde rakelings langs haar heen. Zou die nu denken dat ze ook een toerist was? Of was ze eigenlijk een toerist? Zíj fietste niet woedend door de stad. Dat zag er trouwens behoorlijk eng uit. Maar om nou over een kam geschoren te worden met die nike-dragende, boerende Spanjaarden of Italianen of Roemenen of wat het ook waren? Ze schudde haar hoofd.

Weer een plein. Irish pubs en pizza hut. Het zag eruit alsof hier nooit iets veranderde; alsof het zelfs in de zomer lelijk was. April vroeg zich af of ze iets verkeerd deed in deze stad. Het moest toch ergens mooi zijn? Ze stak het plein over en besloot in het eerste café waar ze naar binnen durfde te gaan iets te gaan drinken.

No comments:

Post a Comment