De Kalverstraat was zwart van de regen. Ingeklemd tussen een familie frietetende Italianen en een groepje jongens met teveel gel in hun stekelige haar, ging April op zoek naar een supermarkt. Hm. Eerst de boekwinkel maar in? ‘De Slegte’, wat was dat nou voor een naam? Of nieuwe laarzen kopen? Het voelde alsof haar moeder tegen haar zei: ‘Nee, je hebt bijna geen geld meer’. Het was waar.
Er kwam maar geen supermarkt hier. Waarom was het trouwens zo druk? April kreeg het een beetje benauwd. Ze probeerde snel te lopen, maar dat kon niet. Met een beetje weemoed dacht ze aan de winkelstraat in Middenbeemster. Daar kon je zelfs doorheen rennen als je wilde. Daar rook het ook anders. Daar was water. Daar – Iemand botste tegen haar op. “Ooow… sorry.” April probeerde te glimlachen. Waarom verzamelden zich zoveel mensen op een plek als deze?
Haar telefoon trilde. Hee meisje, heb je mn smsje van gstrn wel gehad? Gaat het wel? Mis je XXX. Oeps. Misschien moest ze Mike toch maar antwoorden? Maar wat moest ze zeggen? ‘Ik sta in een lelijke winkelstraat, het regent en ik heb honger?’ Of: ‘Mis jou ook’? Nee, niet echt. Misschien? Een beetje? Soms?
Ze liep de Kalverstraat uit en botste tegen iemand op die van schrik zijn milkshake liet vallen. Verbluft keek de persoon in kwestie haar aan. Het was een ietwat pafferig type, met een baseballpetje op. “Zeg…” snauwde hij. “Ja, wie gaat er dan ook naar de McDonalds?” sneerde April en ze baande zich een weg over de Dam. Als hij maar niet achter haar aankwam.
No comments:
Post a Comment