Tuesday, 31 January 2012

7


“Of laat jij je meissie soms alleen in een bar zitten? Is dat hoe het tegenwoordig gaat?”

Gespannen keek April naar de deuropening. Een warrig, blond hoofd. Voetstappen op de trap naar boven. “Waar is ze dan? Is dat mijn meisje?” Hij had een open gezicht met lichtblauwe ogen, zware wimpers en wees naar haar. April nam een slok van haar cola, hoestte en verslikte zich.

Ben lachte. “Dus wij hebben iets? Mag ik de volgende keer daarvan wat eerder op de hoogte gesteld worden?” April nam snel nog een slok en veegde over haar tranende ogen. “Ja, nou…”

Hij ging zitten. “Ik ben dus Ben, maar dat wist je al. En jij? Vind je het oké als ik hier kom zitten?” Voor ze iets kon zeggen, installeerde hij zichzelf op de stoel tegenover haar. “Dan valt er ook weer wat te praten, weet je.”

“Goed,” hikte April.

“Saar, voor mij een biertje!” riep Ben over zijn schouder. “En snel graag! Ik moet het ijs breken hier!”

Toen zijn bier voor hem stond – te veel schuim en te weinig bier – en hij een grote slok had genomen waardoor het April opeens opviel dat hij een enorme adamsappel had, vroeg hij: “Als je mijn meissie bent, wie ben je dan eigenlijk?”

“April.”

“April? Hmm. En wat doe je hier?”

Ze nam nog een slok van haar cola. “Ik, eh…”

Hij lachte weer. “Je wat?”

Ze pakte haar cola vast en nam nog een slok. Het glas was leeg.

“Hé.” Ben zette zijn bier neer en schraapte zijn keel. “Waarom huil je nou?”

Monday, 30 January 2012

Dag6

“Hooischip” heette het hier. De barvrouw had paarse oogschaduw op en haar lange oranje haar opgestoken met, hm, het leken wel Chinese eetstokjes. Er zaten mannen shag te roken aan de bar. Twee toeristen met een kaart namen af en toe zenuwachtig een slok van respectievelijk hun appelsap en Spa rood. Toeristen, dacht April, waarom zijn hier dan ook overal toeristen? Wat is er te zien? Ze staarde uit het raam; tram 9 naar Diemen Sniep reed langs, sneeuw, een groot wit gebouw met posters voor “De legende van de onzichtbare stad Kitesj en het meisje Fevronja”. Wat zou dat zijn? Het gebouw was niet mooi. Het was zelfs helemaal niet mooi. Waarom zou je –

“Dag meissie, wat wil je drinken?” De vrouw met het oranje haar. “Eh.” April voelde dat ze moest blozen. Zou zij ook denken dat ik een toerist ben? Hoe zie ik er eigenlijk uit? “Doe maar een cola,” zei ze. “Light of gewoon?” April fronste even. “Nee? Ik bedoel… ik bedoel gewoon.” De barvrouw lachte en haar oranje knot schudde mee. April zuchtte zacht en vouwde het tafelkleed tussen haar koude vingers. Het was in ieder geval warm hier.

Misschien moest ze een plan bedenken. Of zou het plan vanzelf komen? Zoals in films waarin mensen op het goede moment weten wat ze moeten doen. April dacht aan Mikes sms. Op het goede moment weten wat te doen? Ze fronste weer. Ze moest haar geld tellen, Mike smsen of haar telefoon weggooien, een slaaplek regelen voor vannacht. Bob’s Youth Hostel had nog plek, had de sprietige receptionist met het sluike vette haar die ochtend verteld. Maar wéér die zaal… de gedachte aan de bonkende bedden in de kamer naast haar en schreeuwende Italianen maakten dat tot een van de laatste opties. Al moest gezegd: het was behoorlijk goedkoop. Maar misschien –

“Je cola!” Er verscheen een glas voor haar neus. Er bruiste een beetje bruine vloeistof over de rand die meteen verdween in het tafeltapijtkleed. April glimlachte. Gelukkig was er cola, gelukkig was er dit café. De nacht zou pas over een aantal uur beginnen.

“Ha Ben, jij ook hier?” galmde de barvrouw. “Is dat soms jouw meissie, daar in de hoek?” April pakte haar glas met beide handen vast. “Zo’n knappe kerel, daar hoort natuurlijk wel een mooie dame bij!

Saturday, 28 January 2012

Dag5


Misschien was de tram nemen een goed idee. Ze greep haar OV-chipkaart en stapte in. Hm. Waar zou deze naartoe gaan? “Diemen Sniep”, stond er op het flikkerende bordje, maar dat hielp niet echt. “Spui”, zei de vrouw die door heel Nederland de haltes omriep. Ja, dat kende ze nog wel, met het dure café en de Engelse boekwinkel. En nu? De tram maakte een vervaarlijke bocht. Water! Hier moest ze uitstappen!

“Waterlooplein.” Een grote brug. Dat was mooi, ondanks de regen, of misschien juist door de regen. Grijs slijk was niet altijd lelijk. Je kon hier ver kijken; verschillende kerken en een flikkerende toren doemden aan het einde op. Er reed iemand langs: “Fiets kopen?” April keek op. “Nee, dank je, ik wil geen fiets,” zei ze. De man – een tandeloze dakloze met een te grote regenjas aan – keek haar even verbaasd aan en zei toen: “Jij wil geen fiets? Is vijf euro!” April maakte een afwerend gebaar en liep snel door.

Misschien moest ze Mike antwoorden? Hoe zou het zijn, nu, in de snackbar in Middenbeemster? Zou Mike al weten dat ze weg was? Ze zag hem voor zich, met een nasischijf of een frikandel speciaal. Een beetje verslagen, het hoofd naar beneden, net zoals wanneer hij verloor met voetballen. April glimlachte even. Toch raar hoor, zes jaar, zei een stem in haar. Nou en? antwoordde April in haar hoofd. Is dat beter dan vier, of twee, of een maand?

Het begon harder te regenen. April miste haar muts en begon bijna de snackbar in de Middenbeemster te missen. Stel je niet aan, hier is ook een snackbar. Ze hoorde Mikes stem in haar hoofd: “Je bent lief”. Ze wist niet of ze wel lief wilde zijn. Nou ja: als haar zusje Eefje dat ze April lief vond, was het al minder erg. April pakte haar portemonnee en haalde het kettinkje eruit dat Mike haar vorig jaar gegeven had, toen ze vijf jaar samen waren. Waarom had ze toen niet gezegd dat ze het lelijk vond?

De regen verkrampte haar handen. April stopte het kettinkje terug in haar portemonnee en liep een rondje langs de brug, toen een andere straat in. Weer toeristen. Een woedend bellende fietser scheurde rakelings langs haar heen. Zou die nu denken dat ze ook een toerist was? Of was ze eigenlijk een toerist? Zíj fietste niet woedend door de stad. Dat zag er trouwens behoorlijk eng uit. Maar om nou over een kam geschoren te worden met die nike-dragende, boerende Spanjaarden of Italianen of Roemenen of wat het ook waren? Ze schudde haar hoofd.

Weer een plein. Irish pubs en pizza hut. Het zag eruit alsof hier nooit iets veranderde; alsof het zelfs in de zomer lelijk was. April vroeg zich af of ze iets verkeerd deed in deze stad. Het moest toch ergens mooi zijn? Ze stak het plein over en besloot in het eerste café waar ze naar binnen durfde te gaan iets te gaan drinken.

Friday, 27 January 2012

Dag4

De Kalverstraat was zwart van de regen. Ingeklemd tussen een familie frietetende Italianen en een groepje jongens met teveel gel in hun stekelige haar, ging April op zoek naar een supermarkt. Hm. Eerst de boekwinkel maar in? ‘De Slegte’, wat was dat nou voor een naam? Of nieuwe laarzen kopen? Het voelde alsof haar moeder tegen haar zei: ‘Nee, je hebt bijna geen geld meer’. Het was waar.

Er kwam maar geen supermarkt hier. Waarom was het trouwens zo druk? April kreeg het een beetje benauwd. Ze probeerde snel te lopen, maar dat kon niet. Met een beetje weemoed dacht ze aan de winkelstraat in Middenbeemster. Daar kon je zelfs doorheen rennen als je wilde. Daar rook het ook anders. Daar was water. Daar – Iemand botste tegen haar op. “Ooow… sorry.” April probeerde te glimlachen. Waarom verzamelden zich zoveel mensen op een plek als deze?


Haar telefoon trilde. Hee meisje, heb je mn smsje van gstrn wel gehad? Gaat het wel? Mis je XXX. Oeps. Misschien moest ze Mike toch maar antwoorden? Maar wat moest ze zeggen? ‘Ik sta in een lelijke winkelstraat, het regent en ik heb honger?’ Of: ‘Mis jou ook’? Nee, niet echt. Misschien? Een beetje? Soms?

Ze liep de Kalverstraat uit en botste tegen iemand op die van schrik zijn milkshake liet vallen. Verbluft keek de persoon in kwestie haar aan. Het was een ietwat pafferig type, met een baseballpetje op. “Zeg…” snauwde hij. “Ja, wie gaat er dan ook naar de McDonalds?” sneerde April en ze baande zich een weg over de Dam. Als hij maar niet achter haar aankwam.

Thursday, 26 January 2012

Gekraak. De vering was ook niet meer wat hij geweest was. Had ze hier nou achttien euro voor betaald? Een kraakbed in een lelijke straat met wietrokers voor de deur en dronken Fransen in de kamer naast haar. “Heeeeyy, where are you from?” had een Italiaan haar gevraagd. Ze had iets over Nederland gemompeld en was toen de warme wietkamer ontvlucht. Misschien –

Haar telefoon zoemde. Wat nu weer? Hee meisje. Hoe is het met je? XX.

Pfoe. Dat viel mee. Waarom konden die Fransen niet gewoon stil zijn? Ze draaide zich om. Het bed kraakte nog heviger dan eerst. Maar. Mike dus, wat moest ze met Mike? Antwoorden? Niet antwoorden?

Hard gelach in de kamer naast haar. Het bed dreunde met regelmatige dreunen tegen de muur. Ze hoorde iemand hijgen.

Antwoorden? Niet antwoorden? Het gekraak ging onverstoorbaar door. April duwde haar hoofd onder het kussen. Misschien kon ze op de muur kloppen? Zou dat helpen?

Wat moest ze zeggen tegen Mike? Straks wilde hij afspreken. Ze hadden best wel een beetje ruzie gemaakt op die avond met Sjoerd en Mandy. Of nou ja; April was uitgevallen tegen Mike en die had teveel gedronken dus… zoals dat altijd gaat.

Ze draaide zich nogmaals om. Ik blijf nu net zo lang op deze zij liggen tot ik in slaap val. Vijf minuten later draaide ze zich op haar andere zij. In de kamer naast haar was nog steeds gebonk te horen.

Tuesday, 24 January 2012

Dag 2 (woord: ballast - rubbish)

Hij was te vroeg. De bus kwam hier altijd te vroeg. Het kaartje piepte hard toen ze incheckte. Zo. Of nou: wat zo, eigenlijk? Er was nog niets gebeurd.

Ze ging zitten. BUS 129 NAAR; AMSTERDAM CENTRAAL. Haar linkerhand kleefde van de mayonaise. Misschien was dat patatje oorlog toch niet zo’n goed idee geweest. Patatje oorlog, dat was iets voor het oude leven, dat was iets voor Mike. Hm. Wat zou Mike eigenlijk zeggen, als hij haar zag zitten? Die eyeliner vond hij vast lelijk.

Eigenlijk was Purmerend niet eens zo heel lelijk. Purmerend. Met het lievelingsrestaurant van Mike. Misschien had ze die avond daarvoor aardiger tegen hem moeten doen, hij had toch zijn best gedaan. “Waar is je kettinkje?” vroeg hij toen hij zijn tweede biertje had besteld. April plukte aan het tafelkleed. Er zat een vlek links van haar bord. Ze schoof het kleed iets naar links, zodat haar bord de vlek zou afdekken. Haar mes kletterde op de grond.“Nou?” vroeg Mike, toen ze een nieuw mes had gekregen. “Eh. Ik heb het gisteren afgedaan toen ik ging douchen.”“O. Oké. Maar je vindt het toch wel mooi? Zei je?”“Ja. Ja. Natuurlijk.” Hij pakte haar hand. Hij zei iets over haar ogen. Hij zei iets over Purmerend. Hoe lang waren ze nu al samen? Zes jaar. Zes jaar en drie maanden, zei hij. Zijn pupillen waren groot. Zoveel had hij toch nog niet gedronken? April kneep in haar pols. De bus reed over een drempel en ze moest denken an die ene keer dat ze over noest geven kort na de zweefmolen op de kermis.

“Als het goed gaat, mag ik volgende maand het contract tekenen. De vogelbuurt. Dat zijn mooie huizen. Ja toch? Lijkt je dat wat?” Bruno Mars zong dat het leuk was om domme dingen te doen. April nam een slok van haar cola. Ze moest opeens denken aan schommelen, ja, dat zou leuk zijn om te doen, hoger, steeds hoger, tot je KOTSmisselijk wordt en de wereld alleen maar wind en lucht is. Hoe lang was dat wel niet geleden?

Volgende halte: Meerkoetlaan.”

Ze pakte haar portemonnee. Daar was het kettinkje. Een M en een A erin gegraveerd. Vond ze het eigenlijk wel mooi? Amsterdam doemde op. De gebouwen waren grijs van de regen. Ze vergat bijna uit te checken toen ze de bus uitstapte. Gelukkig herinnerde de buschauffeur haar eraan.

Monday, 23 January 2012

Dag 1 (woord: balk - beam)

(Een meisje in de supermarkt. De Deen. Ze loopt langs de schappen, en dezelfde weg ook weer terug. dan staat ze even stil.) “Chocola? IJs? Nou ja, de chocola is wel in de aanbieding. Ik…” Er zoemt iets in haar jaszak.


“April?”


“Met mij.”
“O. Hee Mike.”
“…Hoe is het met je?”
“Ja, wel goed hoor. En met..”
“Prima. Hee, heb je zin om vanavond met Mandy en Sjoerd te gaan poolen? Sjoerd is dit weekend weer eens in Middenbeemster en hij vroeg of we zin hadden om mee te gaan. Dus.”


“Eh…”
“Niet? Dat is toch leuk? Ik heb Sjoerd al heel lang niet meer gezien. Hij vroeg nog naar je, trouwens.”
“O ja?”
“Ja. En ik heb eigenlijk al ja gezegd.”
“O. Hè? Waarom vraag je het dan?”
“Nou… Ja…”
“Wat nou ja? Je vraagt toch wat ik ervan vind? Dan moet ik toch ja of nee zeggen? Maar nee, April moet natuurlijk mee. Of niet soms?”
“April...”
“Ja, wat?”
“Ik… Waarom moet je altijd zo dwarsliggen, het wordt vast hartstikke gezellig?”


“Láát mij nou eens gewoon! En als ik niet wil dan wil niet.”
“Wil je niet?”
“Dat heb ik toch helemaal niet gezegd!”


“…”


“Mike. Ik, sorry voor net. Ohjee. Ik sloeg net tegen zo’n diepvriesvakschuifdeur aan of hoe heet zo’n ding, mensen kijken een beetje raar. Maar. Sorry. Sorry.”


“…Heb ik iets verkeerd gedaan?”
“Nee. Nee, helemaal niet. Ik ben gewoon moe. Ik… Het was druk vandaag en ik kreeg die kutkassa waar mensen alleen mogen pinnen en nee, niemand let daarop en nou ja. Nee. Sorry. Ik ga wel mee, ik heb Sjoerd ook al lang niet gezien.”
“Hm.”
“Maar je wil wel mee dus? Dan bel ik Sjoerd even.”
“Ja. Doe dat.”
“Okee. April?”
“Ja?”
“Je bent lief.”
“Echt?”
“Ja. Goed, ik bel Sjoerd, zal ik dan om acht uur bij jou zijn?”